FAQ: NVAB-richtlijn kanker en werk

15 vragen en antwoorden
Gerelateerd: Kanker en werk

A. Algemeen

1. Hoe stel ik bij mensen met kanker vast welke algemene problemen zij ervaren en hoeveel last ze daarvan hebben?

Kort samengevat schrijft de NVAB-richtlijn kanker & werk  het volgende voor:

  • De Lastmeter geeft een goede indicatie van de problemen, klachten en zorgen die mensen met kanker ervaren. Vraag de werknemer of deze de Lastmeter al heeft ingevuld bij zijn behandelaar. Mocht dit niet zo zijn, overweeg dan om hem alsnog te laten invullen. Bespreek de resultaten van de Lastmeter samen om de problematiek te verhelderen.
  • Vraag de werknemer om de Vragenlijst Arbeidsintegratie (VAR-2) in te vullen om mogelijke stressbronnen in kaart te brengen.
  • Vraag relevante medische informatie op bij de behandelend arts om een onderbouwd advies te kunnen geven over werkhervatting. Tip: Vaak hebben patiënten een casemanager of verpleegkundig specialist. Deze zijn makkelijker te bereiken voor overleg en kunnen ook de hele behandeling overzien.
  • Beoordeel of er fysieke bijwerkingen van de behandeling van kanker zijn die de terugkeer naar werk kunnen belemmeren. Zie bijlage 5 van de Richtlijn Kanker en Werk voor een overzicht van de fysieke bijwerkingen van verschillende kankerbehandelingen.
  • Zorg ervoor dat u op de hoogte bent van de gevolgen van eventuele eerdere kankerbehandelingen. Veel late effecten ontstaan pas 10 tot 30 jaar na de behandeling van (kinder)kanker.
  • Besteed aandacht aan zowel psychische als fysieke aspecten van het functioneren van mensen met erfelijke tumoren. Het doel: tijdig onderkennen van (dreigend) verzuim en inzetten van adequate interventies.

Terug naar index | Terug naar themapagina

2. Hoe stel ik bij mensen met kanker vast welke werkgerelateerde problemen ze hebben en of er sprake is van een beroepsziekte?

Kort samengevat schrijft de NVAB-richtlijn kanker & werk  het volgende voor:

  • Gebruik de aandachtspunten uit tabel 1 in paragraaf 1.6 van de Richtlijn Kanker en Werk om een beeld te krijgen van de arbeidssituatie en sociale omstandigheden.
  • Bespreek de wensen van de werknemer wat betreft het contact met de werkplek (collega's en werkgever) tijdens het behandelproces en informeer de werkgever daarover.
  • Beoordeel of er op de werkplek bij leidinggevende en/of collega's een stigma rust op kanker waardoor ze contact met hun zieke collega mogelijk vermijden. Soms vinden collega’s contact te confronterend.
  • Gebruik de registratierichtlijnen van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) om vast te stellen of het om een beroepsziekte gaat. Kortgezegd geldt dat als de ziekte een gevolg is van een belasting die in overwegende mate (>50%) in arbeid of arbeidsomstandigheden heeft plaatsgevonden. Is dit het geval, dan bent u verplicht dit te melden bij het NCvB. Met twijfel of vragen kunt u terecht bij de NCvB-helpdesk.

Terug naar index | Terug naar themapagina

3. Welke algemene interventies kan ik inzetten om kankerpatiënten te helpen weer aan het werk te gaan?

Kort samengevat schrijft de NVAB-richtlijn kanker & werk  het volgende voor:

Tijdens kankerbehandeling: fysiek trainingsprogramma

Fysieke trainingsprogramma's lijken voordelige effecten te hebben op terugkeer naar werk en de ervaren problemen op het werk. Afhankelijk van de wens van de werknemer kan deze dat onder supervisie of zelfstandig doen. Beoordeel met de vragenlijsten PACE en PAR-Q (zie bijlage 12 van de Richtlijn Kanker en Werk) of een werknemer zelfstandig kan trainen. Zo ja, start met een aerobe training met een lage tot matige intensiteit, zoals een opbouwend wandelschema (zie bijlage 13 van de Richtlijn Kanker en Werk). Adviseer in geval van supervisie een matig tot hoog intensieve gecombineerde aerobe en krachttraining. 

Na kankerbehandeling: multidisciplinaire interventie

Verwijs na afronding van de kankerbehandeling na overleg met de werknemer op indicatie naar een multidisciplinaire interventie - combinaties van fysieke training, psycho-educatie en werkgerichte componenten - om de werkhervatting te bevorderen.

Werkhervatting: werknemer centraal

  • Zorg dat werknemers met kanker altijd makkelijk (vroege) afspraken kunnen maken voor het bedrijfsgeneeskundig spreekuur. Stem frequentie en invulling van contact met hen af. 
  • Stel de hulpvraag van de werknemer centraal. Bespreek of hij mogelijkheden ziet of behoefte heeft om tijdens de kankerbehandeling te blijven werken. Zorg voor continuïteit van zorg en begeleiding. Vervul een coachende rol, eventueel in combinatie met een gespecialiseerd reïntegratiebureau. 
  • Stimuleer contact tussen werknemer, werkgever en collega's tijdens de behandelingsperiode.
  • Overweeg een participatieve aanpak: geef werknemer en organisatie een grote stem in het bepalen van knelpunten en oplossingen, en bij het opstellen en uitvoeren van een plan van aanpak. Wees zelf vooral procesbegeleider.
  • Maak vooraf samen met werknemer, leidinggevende en eventueel HR-adviseur een reïntegratieplan. Er is geen standaard oplossing: succesvol reïntegreren is maatwerk. Toets regelmatig of het plan nog passend is.
  • Formuleer een gericht advies voor werkhervatting op basis van de totale belasting voor de werknemer. Adviseer alleen flexibele werkaanpassingen die aansluiten bij de onvoorspelbaarheid van de ziekte, het behandel- en hersteltraject. Stem adviezen af met de behandelend arts en huisarts. En wees alert op langetermijneffecten van de ziekte en/of behandeling.

Doorverwijzen: gespecialiseerde begeleiding

  • Raadpleeg de Verwijsgids Kanker om ondersteunende behandeling en begeleiding bij kanker te vinden.
  • Schakel tijdig een bedrijfsarts consulent oncologie (BACO) in voor overleg of doorverwijzing. Dat kan positieve effecten hebben op de werkhervatting en voorkomt tegenstrijdige adviezen van zorgprofessionals. Zie ook vraag 6.
  • Verwijs bij energieproblemen of functieproblemen van de handen naar de ergo-therapeut. Verwijs bij meervoudige niet-samenhangende problematiek naar verschillende monodisciplinaire behandelingen, gecoördineerd door een medisch specialist/oncoloog. Verwijs bij meervoudige samenhangende problematiek naar interdisciplinaire medisch specialistische oncologische revalidatie.
  • Wijs de werknemer bij verwijzing naar een psycholoog of fysiotherapeut op het bestaan van BIG-geregistreerde psychologen en fysiotherapeuten met een specialisatie in de oncologie.
  • Wijs de werknemer - indien van toepassing - op het bestaan van: LATER poliklinieken (voor langetermijneffecten na kinderkanker), AYA-poli’s (voor adolescenten en jongvolwassenen) en BETER-poliklinieken (bij Hodgkin lymfoom).

Terug naar index | Terug naar themapagina

4. Hoe maak ik voor mensen met kanker een prognose voor werkhervatting en arbeidsparticipatie?

Kort samengevat schrijft de NVAB-richtlijn kanker & werk  het volgende voor:

Houd bij beoordeling van (de mate van) arbeidsongeschiktheid rekening met voorspellende factoren. Dit zijn de belangrijkste:

  • Leeftijd: Mannen > 50 jaar en vrouwen > 55 jaar lopen meer risico.
  • Opleidings- en inkomensniveau: bij een lager niveau duurt het langer voor mensen het werk hervatten.
  • Type kanker: hoofd- en nektumoren, long- en borstkanker en leukemie kunnen tot langer verzuim leiden.
  • Behandeling: chemotherapie en combinatietherapie zijn geassocieerd met een langere verzuimduur.
  • Symptomen: vermoeidheid, pijn en depressie belemmeren of vertragen de terugkeer naar werk.
  • Aard van het werk: laagbetaald werk, private sector en veeleisende banen belemmeren werkhervatting.
  • Steun van collega's en werkgever bevordert werkhervatting.

Zie bijlage 14 van de Richtlijn Kanker en Werk voor een uitgebreid overzicht van voorspellende factoren.

Adviseer interventies op voorspellers

  • Adviseer werknemer en leidinggevende met elkaar in gesprek te gaan en te blijven over de werk-gerelateerde factoren.
  • Adviseer om steun van collega’s te organiseren (bijvoorbeeld een buddy).
  • Overleg zo nodig met de (hoofd)behandelaar over adequate behandeling gericht op de voorspellers. Bijvoorbeeld door bij hormoonbehandeling een middel te kiezen dat minder invloed heeft op arbeidsmogelijkheden.

Terug naar index | Terug naar themapagina

5. Hoe evalueer ik bij mensen met kanker de voortgang of stagnatie bij het hervatten van hun werk?

Kort samengevat schrijft de NVAB-richtlijn kanker & werk  het volgende voor:

Wees alert op de langetermijneffecten van de ziekte en/of behandeling en bespreek na afloop van het reïntegratietraject of de werknemer nog speciale behoeften heeft.

Vaststellen stagnatie van de werkhervatting

  • Volg voor het vaststellen van stagnatie de stappen uit de NVAB-richtlijn Psychische Problemen:
    • Hoe lang is de werkende bezig met herstel?
    • Past dit bij (het beloop van) de ziekte?
    • Welke hersteltaken vervult de werkende ?
    • Wordt het herstelproces adequaat doorlopen?
  • Onderzoek welke aspecten een rol spelen bij stagnatie van de werkhervatting. Denk daarbij aan ziektespecifieke factoren, persoonlijke factoren, werkgerelateerde factoren en omgevingsfactoren.
  • Maak zo nodig nieuwe afspraken en actualiseer het reïntegratieplan op punten waar sprake is van (dreigende) stagnatie.
  • Overleg met de (hoofd)behandelaar.

Adviseer maatregelen om stagnatie op te heffen

  • Documenteer bij stagnatie van werkhervatting:
    • of de werkende zich onder behandeling heeft gesteld en de behandeladviezen heeft opgevolgd;
    • of er factoren in de persoon en/of in de werkomgeving zijn die werkhervatting blokkeren.
  • Leg ook vast:
    • welke acties zijn ondernomen om deze herstelblokkerende factoren op te heffen;
    • wat het resultaat van deze actie(s) was;
    • of er nieuwe afspraken zijn gemaakt en/of het begeleidingsplan is aangepast.
  • Overleg bij ziektespecifieke oorzaken van stagnatie met de behandelaar om de behandeling te heroverwegen.
  • Overleg bij werkgerelateerde oorzaken van stagnatie met werknemer en leidinggevend om het begeleidingsplan te heroverwegen.
  • Zorg bij omgevingsoorzaken van stagnatie voor een actieplan om deze op te heffen.

Toetsing re-integratie bij WIA-aanvraag

  • Betrek de geïnventariseerde factoren die opnieuw uitval voorspellen bij de verwachting voor (gedeeltelijk) herstel en bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.
  • Zoek bij verschil van inzicht en/of complexe casuïstiek contact met de verzekeringsarts om de eigen bevindingen te verduidelijken. Dit is in het belang van goede zorg voor de werkende met kanker.

Terug naar index | Terug naar themapagina

6. Wanneer is het zinvol om iemand door te verwijzen naar een BACO?

Kort samengevat schrijft de NVAB-richtlijn kanker & werk  het volgende voor:

Doorverwijzen naar een bedrijfsarts consulent oncologie (BACO) kan onder meer zinvol zijn in de volgende situaties:

  • De werkende wil weten of hij tijdens de behandelingen mag werken of sporten.
  • De werkende heeft behoefte aan extra ondersteuning bij het maken van keuzes en/ of bij de re-integratie.
  • De verwachtingen over werkhervatting van werknemer, werkgever en/of eigen bedrijfsarts stemmen niet overeen.
  • De re-integratie wordt belemmerd door stagnatie van het herstel.
  • Er zijn risicofactoren aanwezig die een volledige re-integratie in de weg staan.
  • Er zijn twijfels over de inzetbaarheid op termijn als gevolg van de kanker(behandelingen).
  • De werkende heeft behoefte aan advies over of onderbouwing van een (versnelde) WIA- beoordeling.

Terug naar index | Terug naar themapagina

B. Vermoeidheid

7. Hoe stel ik vast of iemand last heeft van kankergerelateerde vermoeidheid?

Kort samengevat schrijft de NVAB-richtlijn kanker & werk  het volgende voor:

Het National Comprehensive Cancer Network (NCCN) omschrijft kankergerelateerde vermoeidheid (Cancer Related Fatigue, CRF) als ‘een distress veroorzakend, voortdurend, subjectief gevoel van fysieke, emotionele en of cognitieve vermoeidheid, gerelateerd aan kanker of de behandeling ervan, dat niet in verhouding staat tot recente activiteit en interfereert met het normale functioneren.

Gebruik bijvoorbeeld de Multidimensionele Vermoeidheids Index (MVI-20) met de bijbehorende scoringstool om (de mate van) kankergerelateerde vermoeidheid (CRF) vast te stellen.

Terug naar index | Terug naar themapagina

8. Waar moet ik op letten bij de differentiaaldiagnose bij vermoeidheid tijdens en na de behandeling van kanker?

Kort samengevat schrijft de NVAB-richtlijn kanker & werk  het volgende voor:

Oorzakelijke factoren

Neem een zorgvuldige anamnese af om een beeld te krijgen van de mogelijke oorzaken van de kankergerelateerde vermoeidheid en bespreek de volgende oorzakelijke factoren:

  • medicatie-effecten
  • pijn
  • anemie
  • emotionele distress
  • slaapstoornissen
  • voedingsproblemen
  • fysieke belastbaarheid
  • comorbide aandoeningen.

Instandhoudende factoren

Inventariseer of naast de oorzakelijke factoren sprake is van instandhoudende factoren van de vermoeidheid, zoals:

  • verwerking
  • angst voor recidief
  • niet-helpende opvattingen
  • verstoord slaap-waakritme
  • activiteitenregulatie
  • verwachtingen van de omgeving.

Staat vermoeidheid op zichzelf?

Stel vast:
- of de vermoeidheid op zichzelf staat (functioneringsproblemen op één vlak);
- of er naast vermoeidheid ook andere problemen zijn (meervoudig maar niet samenhangend);
- of er sprake is van complexe problematiek (meervoudig samenhangend).

Terug naar index | Terug naar themapagina

9. Met welke interventies kan ik kankergerelateerde vermoeidheid behandelen en de werkende helpen om beter te functioneren?

Kort samengevat schrijft de NVAB-richtlijn kanker & werk  het volgende voor:

Terug naar index | Terug naar themapagina

C. Psychische problemen

10. Hoe stel ik vast of er bij iemand met kanker psychische problemen spelen?

Kort samengevat schrijft de NVAB-richtlijn kanker & werk  het volgende voor:

  • Neem bij vermoeden van psychische problematiek de Vierdimensionele Klachtenlijst (4DKL) af om de ernst van de klachten na te gaan, om een onderscheid te maken tussen verschillende psychische klachtenbeelden, maar ook om een gesprek met betrokkene op gang te brengen.
  • Wees bij mensen met kanker extra alert op depressie en angst. Dit wordt vaak onderschat of als normaal beschouwd bij deze patiëntengroep met als resultaat: onderdiagnostiek en onderbehandeling.

Terug naar index | Terug naar themapagina

11. Waar moet ik op letten bij de differentiaaldiagnose bij psychische problemen tijdens en na de behandeling van kanker?

Kort samengevat schrijft de NVAB-richtlijn kanker & werk  het volgende voor:

Stressgerelateerde klachten

Breng de psychosociale risicofactoren voor langdurig verzuim in kaart en overweeg daarvoor de Vragenlijst Arbeidsreïntegratie (VAR-2) te gebruiken.

Aanpassingsstoornis

  • Bedenk bij een aanpassingsstoornis dat het criterium dat klachten zich binnen drie maanden na de stressor ontwikkeld moeten hebben ruim geïnterpreteerd moet worden bij mensen met kanker. Reden hiervoor is de aanwezigheid van multiple stressoren die kunnen fluctueren in de tijd.
  • Raadpleeg zo nodig de richtlijn Aanpassingsstoornis bij patiënten met kanker (Trimbos, 2016).

Depressieve stoornis

  • Beoordeel of er sprake is van een depressieve stoornis. Zie de NVAB-richtlijn Depressie.
  • Maak in geval van de diagnose ‘depressieve stoornis’ een inschatting van de arbeidsmogelijkheden en arbeidsbeperkingen met behulp van de ‘Aandachtspuntenlijst Depressie’ uit de NVAB-richtlijn.
  • Ga in geval van depressieve symptomen ook na of deze samenhangen met de effecten van de (farmacologische) behandeling van de kanker dan wel met de kanker zelf.
  • Waakzaamheid is geboden bij gelijktijdig gebruik van antidepressiva en antihormonale therapie in verband met mogelijke interacties.

Angststoornis

  • Beoordeel met de volgende vragen of er sprake is van angstklachten of een angststoornis:
    • Voelt u zich gespannen of angstig?
    • Maakt u zich veel zorgen?
    • Heeft u angst zonder dat u weet waarvoor?
    • Vinden u en uw naasten de angsten reëel?
    • Belemmert de angst u in het dagelijks functioneren?
  • Ga in geval van angst na of dit samenhangt met de effecten van de (farmacologische) behandeling van de kanker dan wel met de kanker zelf.
  • Wees alert op specifieke angst bij mensen met kanker zoals:
    • angst voor terugkeer van de kanker nadat de primaire behandelingen zijn afgerond;
    • Post traumatisch stress syndroom (PTSS);
    • prikangst tijdens chemotherapie.

Terug naar index | Terug naar themapagina

12. Welke interventies kan ik inzetten om psychische problemen te behandelen en de werknemer te helpen om beter te functioneren?

Kort samengevat schrijft de NVAB-richtlijn kanker & werk  het volgende voor:

Stressgerelateerde klachten

Aanpassingsstoornis
Volg de richtlijn Aanpassingsstoornis bij patiënten met kanker (Trimbos Instituut, 2016).

Depressieve stoornis
Baseer de behandeling van een depressieve episode op de Multidisciplinaire richtlijn Depressie (Trimbos Instituut, 2013).

Angst

  • Bied bij angstklachten een luisterend oor en geef voorlichting. Is dit onvoldoende, overweeg dan zelfhulp op basis van CGT-technieken of mindfulness.
  • Ga bij een ongecompliceerde angststoornis na of er CGT plaatsvindt. Is dat niet het geval, ga dan in overleg met betrokkene en de behandelaar om CGT in te zetten.
  • Verwijs bij specifieke angsten van mensen met kanker in overleg met de behandelaar en ga na of er in het behandelteam een BIG-geregistreerde psycholoog zit met specialisatie in de oncologie.

Terug naar index | Terug naar themapagina

D. Cognitieve problemen

13. Hoe stel ik vast of iemand na de behandeling van kanker last heeft van cognitieve problemen?

Kort samengevat schrijft de NVAB-richtlijn kanker & werk  het volgende voor:

  • Patiënten met schade aan het brein (door een primaire hersentumor, metastase, schedelbestraling of operatieve ingreep) hebben vrijwel allemaal cognitieve problemen. Maar hou ook bij patiënten met andere vormen van kanker rekening met mogelijke cognitieve problemen.
  • Breng de subjectief ervaren cognitieve problemen van betrokkene in kaart. Dit kan met de CSC-W DV. Zie bijlage 9 van de Richtlijn Kanker en Werk.
  • Overleg met een BACO als de CSC-W DV score >24.2 is.
  • Overleg bij mensen met cognitieve klachten met en/of verwijs naar de hoofdbehandelaar. Die kan indien nodig doorverwijzen naar de revalidatiearts voor medisch specialistische revalidatie voor oncologie. Ook een neuropsychologisch onderzoek (NPO) kan dan deel van het diagnostisch proces uitmaken.

Terug naar index | Terug naar themapagina

14. Waar moet ik op letten bij de differentiaaldiagnose bij een werkende met cognitieve problemen na de behandeling van kanker?

Kort samengevat schrijft de NVAB-richtlijn kanker & werk  het volgende voor:

  • Beoordeel of er sprake is van psychische problemen (distress, depressie, angst) en/of vermoeidheid (inclusief slaapproblemen).
  • Geef zo nodig voorlichting over de samenhang tussen cognitieve en psychische klachten dan wel vermoeidheid.
  • Ga bij deze mensen ook na of er medicatie wordt gebruikt die invloed kan hebben op het cognitieve functioneren (benzodiazepinen, corticosteroïden, bepaalde antibraakmiddelen, opioïden etc.).

Terug naar index | Terug naar themapagina

15. Welke interventies kan ik inzetten om cognitieve problemen te behandelen en de patiënt te helpen om beter te functioneren?

Kort samengevat schrijft de NVAB-richtlijn kanker & werk  het volgende voor:

  • Ga na welke medicatie is voorgeschreven vanwege de mogelijke invloed daarvan op het cognitief functioneren.
  • Zorg voor uitleg in de vorm van psycho-educatie over de relatie tussen de ervaren cognitieve problemen tijdens het werk en de mogelijke samenhang hiervan met psychische klachten en vermoeidheid.
  • Zorg voor behandeling van de specifieke stressoren (distress, depressie, angst en/of vermoeidheid inclusief slaapproblemen) en voor het bevorderen van effectieve copingstrategieën.
  • Overweeg een fysieke training te adviseren.
  • Overleg bij een CSC-W DV score >24.2 met een bedrijfsarts consulent oncologie (BACO)
  • Overleg bij mensen met cognitieve klachten met en/of verwijs naar de hoofdbehandelaar. Die kan indien nodig doorverwijzen naar de revalidatiearts voor medisch specialistische revalidatie voor oncologie. Ook een neuropsychologisch onderzoek (NPO) kan dan deel van het diagnostisch proces uitmaken.
  • Adviseer mensen met schade aan het brein (door een primaire hersentumor, metastase, schedelbestraling of operatieve ingreep) aanpassingen in het werk volgens de aanbevelingen uit de richtlijn NAH en Arbeidsparticipatie, bijvoorbeeld  ergonomische aanpassingen, een prikkelarme omgeving; beperkte productiedruk; flexibele werktijden en/of begeleiding door een coach of casemanager.
  • Adviseer mensen met schade aan het brein bij aandachtsproblemen aandachtstraining volgens de richtlijn Cognitieve revalidatie niet-aangeboren hersenletsel, bijvoorbeeld strategietraining in de postacute fase van het hersenletsel of training om te leren omgaan met vertraagde informatieverwerking. Leer bij lichte geheugenstoornissen compensatiestrategieën aan.

Terug naar index | Terug naar themapagina